Stichting Flora en Fauna Bescherming
Vogels
Wordt constant bijgewerkt.
Op deze pagina proberen wij zo veel mogelijk vogels te laten zien, die in Weesp voorkomen.
Onder aan deze pagina vindt u algemene wetenswaardigheden over div. vogels in het algemeen.
( Wilt u de foto's groter bekijken? Klik op een foto (via het pijltje ( > ) onderin dat scherm kunt u alle foto's op deze pagina achtereenvolgens bekijken. Om terug te gaan naar deze pagina klikt u op het kruisje links boven.
De benaming/soort staat daar boven in dat scherm. )
Meerkoet
De Meerkoet legt gemiddeld tussen de 5 en 10 eieren, ze leggen gemiddeld 1 ei per dag en soms 1 ei per 2 dagen en gaan pas broeden als het laatste ei is gelegd . De broedduur is ongeveer 25 dagen en na het uitkomen van de eieren zijn de jongen nog zo’n 5 weken nestafhankelijk.
Fuut
De Fuut legt gemiddeld 5 eieren, gemiddeld 1 ei per 2 dagen. De fuut gaat meteen na het leggen van het eerste ei over tot broeden. De oudervogels wisselen elkaar hierbij af 3 uur op 3uur af en de
broedduur is ongeveer 27 dagen. De jonge futen worden de eerste tijd op de rug van de oudervogel vervoerd en zijn ongeveer nog 7 weken nestafhankelijk.
Zwaan
De Knobbelzwaan legt gemiddeld 8 eieren, de vogel gaat pas over tot broeden wanner het laatste ei is gelegd. De broedduur is ongeveer 35 dagen en na het uitkomen van de eieren zijn de jongen nog weken nestafhankelijk.
Grote Bonte Specht
De Grote bonte Specht hun eieren leggen in holtes van bomen die de spechten uithakken met hun snavel, ze leggen 5 tot 7 eieren en het mannetje besteed de meeste tijd aan het uitbroeden.
Het vrouwtje produceert elke 24 uur 1 ei, na 10 tot 12 dagen komen de eieren uit en na zo’n 22 dagen hebben de jongen genoeg veren om het nest te verlaten. Wel blijven de ouders nog maanden lang de jongen voeren en helpen met voedsel zoeken.
De Gaai
Deze schitterende vogel is bruinachtig van kleur en heeft een heeft naast de levendige blauwe plek op de vleugels veel wit en zwart op de stuit, hij komt voor in Europa, Azië en Noord-Afrika. Hij heeft een kuif die de vogel kan opzetten en zijn poten zijn lichtbruin van kleur, zijn snavel is kort, dik en zeer krachtig. De Gaai is in ons land een algemeen voorkomende broedvogel die zijn nest bouwt van takken, de nestkom is verstevigd met aarde, haar en kleine plantenworteltjes. Het vrouwtje legt ongeveer 5 tot 7 eieren die grijsachtig van kleur zijn met kleine bruine vlekken. Het is bekend dat deze vogels behoorlijk kunnen krijsen maar het zijn ook vogels die goed kunnen zingen. In de broedperiode willen de vogels naast hun gangbare menu als insecten, zaden en vruchten ook wel eens een klein vogeltje zoals de huismus verorberen. Gaaien leggen ook voedselvoorraden aan op vaste plekken, zodat zij deze kunnen aanspreken als het voedselaanbod eens wat minder is.
De Boomkruiper
Dit is een klein bruin zangvogeltje met een lange gebogen snavel en een korte staart, de rug is bruingestreept en zijn borst is wit.
Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit insecten, larven en spinnetjes die het vogeltje in de spleten van de boomschors vindt. De Boomkruiper kruipt allen omhoog in tegenstelling tot de Boomklever die juist naar beneden zich langs de stammen beweegt. Ze maken hun nest in boomholten, boomspleten en ook onder dakpannen e.d. Het wijfje legt ongeveer 5 tot 6 witte roodgespikkelde eieren die ze gedurende een dag of 14 alleen bebroed, het mannetje helpt als de eieren zijn uitgekomen wel met het voeden van de jongen.
De Krooneend
Deze prachtige vogel heeft een roodbruine kop met een kuif die hij kan oprichten, een rode snavel en de hals, borst en buik van de vogel zijn zwart. De flanken zijn wit en de bovenzijde is bruin. De jongen en het vrouwtje zijn grauwbruin met een donkere bovenzijde en bovenkop.
De wangen zijn weer zeer licht van kleur. Het vrouwtje kwaakt zachtjes en het geluid van het mannetje maakt een geluid wat lijkt op een soort gehijg ( KUU). Deze vogel komt vooral voor op meren en plassen waar veel oeverbegroeiing aanwezig is, ze voeden zich met insecten, waterplanten, kleine visjes en andere kleine waterdieren die ze grondelend en duikend gezocht worden. Het nest maken deze vogels graag op een eilandje, vlak bij het water. Het vrouwtje legt 6 tot 12 grijsachtige tot lichtgroene eieren, de broedduur is zo'n 28 dagen.
Deze eenden soort is zeer zeldzaam.
De Winterkoning
Dit is een klein gedrongen donkerbruin vogeltje, hij is minder dan 10 cm en weegt ongeveer 9 gram. Hij scharrelt vaak in het kreupelhout rond waar hij op zoek is naar kleine insecten. Dit kleine vogeltje kan men het hele jaar horen zingen, opvallend is zijn staart die nagenoeg recht omhoog wordt gedragen, verder heeft hij ronde vleugels en een zeer slanke snavel. Het mannetje en het vrouwtje zijn gelijk van kleur. Ze bouwen hun bolvormige nest vaak in stuiken, heggen en in klimop van bladeren en mos. Ook gebruikt dit vogeltje wel boomholten en nestkasten om in te broeden. Het vrouwtje legt zo'n 5 tot 7 eitjes die wit van kleur zijn met bruine en rode stippen.
Boomklever (op Landscroon)
De boomklever is een zangvogel die zich schokkerig langs de boomstammen begeeft zonder op zijn staart te steunen, Hij kruipt met de kop omlaag in tegenstelling tot de Boomkruiper.
Noten en zaden klemt hij in de spleten van de schors vast om ze zo makkelijk stuk te kunnen maken. Gemiddeld leggen ze 6-8 witte eieren die alleen door het vrouwtje bebroed worden, wel helpt het mannetje met het voeden van de jongen. Na 15-18 dagen komen de eieren uit en als de jongen zo'n 3 weken oud zijn vliegen ze uit. De boomklever is een standvogel, dit houdt in dat hij het gehele jaar aanwezig is.
Zwartkop (vrouwtje)
Dit is een trekvogel en bij ons dus een zomergast, het mannetje heeft een zwarte kruin en het vrouwtje een roodbruine. Ze maken hun nest van wortels, gras en haar in stuiken en andere vegetatie. Het vrouwtje legt 3-6 lichtgele, bruingrijze of groene eieren met grijze ondervlekken, het voedsel van de vogels bestaat voornamelijk uit bessen, insecten en vruchten.
Zwarte Mees
De Zwarte Mees heeft een sterke voorkeur voor naaldbomen, waarbij sparren favoriet zijn. Het menu bestaat uit insecten en spinnen die in de kroonlaag worden opgespoord, in de winter aangevuld met zaden. De Zwarte Mees broedt in holten in bomen en boomstronken.
Het is een standvogel die dus het gehele jaar aanwezig is. De vogel is olijfgrijs van kleur en heeft een zwarte kop en keel en witte vlekken op de wangen en in de nek.
Ze trekken vaak in groepen door hun foerageergebied, ze leggen zo,n 10 eieren die alleen door het vrouwtje worden bebroed. Na een dag of 14 komen de eieren uit waarna beide ouders continu af en aan vliegen om de jongen te voeden, na een dag of 18 vliegen de jongen uit, maar blijven nog minstens een week afhankelijk van hun ouders ( deze soort staat op de nationale rode lijst van beschermde inheemse soorten).
Blauwe Reiger
de kolonie Blauwe Reigers in dit gebied zeer bijzonder is, omdat er in de wijde omtrek geen andere kolonie is, Blauwe Reigers zijn z.g. vroeg broeders: zij kunnen al in januari beginnen met het op orde maken van het nest waarna de vogels beginnen met het broedproces. Man en vrouw broeden afwisselend en na 23 tot 28 dagen komen de eieren uit, dat zijn er meestal 3 tot 5, maar het kunnen er soms ook wel 6 of meer zijn.
De eerste tien dagen na hun geboorte krijgen de jonge reigertjes het voer door de ouder vogels in hun bekken gestopt. Daarna braakt vader en moeder hapklare porties op, aangepast voor elk jong. Na drie weken zijn de jongen al zo groot dat ze niet meer onder de vleugels van de ouders passen en na een week of 7 wegen de jongen, die elke dag wel een pond vis kunnen wegslikken al meer dan hun ouders en zitten stevig in de veren.
Rond het nest ondernemen zij dan kleine vliegoefeningen, reigers lusten niet alleen vis maar ook kikkers, salamanders, waterkevers, ratten, ringslangen en waterspitsmuizen.
De onverteerde resten worden uitgebraakt. Op de begraafplaats bevinden zich ongeveer 25 reigernesten, het rauwe gekrijs van de vogels in onmiskenbaar en op honderden meters ver nog te horen.
Uit het jaar 1830.
Er bevinden zich vele oude monumentale graven op het terrein en de natuur heeft hier vele jaren ongestoord zijn gang kunnen gaan.
Roodborst
Deze vogel heeft een olijfgroene bovenzijde, een witte buik en een oranjerode borst en keel, hij komt voor in parken, tuinen en gemengde bossen. Zijn voedsel bestaat uit insekten, larven, spinnen, slakken enz. Het nest bestaat uit gedroogd gras, mos, stengels en is bekleed met veertjes,halmpjes en haar. Het wijfje legt 5-6 roze eieren met grijze ondervlekken en roestbruine vlekjes, een gedeelte van de Roodborsten zijn trekvogels en een gedeelte is standvogel.
De Houtduif
Deze forse vogel heeft een prachtig paarsachtig verenpak waarvan de hals en krop van kleur verschiet bij de diverse invalshoeken van het zonlicht.
Ze bouwen hun nest graag in een grote conifeer of een naaldboom, daar zitten ze immers goed beschut tegen weer en wind en uit het directe zicht van roofvogels zoals de havik, sperwer enz. het voedsel van de Houtduif bestaat
voornamelijk uit zaden, bessen granen en noten maar ook lusten ze wel kleine insecten en wormen. Het vrouwtje legt meestal 2 glanzend witte eieren die na zo,n 16 dagen uitkomen, de eieren worden zowel door het vrouwtje als het mannetje bebroed, het mannetje broed in de middag en het vrouwtje de rest van de dag en nacht. Als de jongen zo'n 4-5 dagen oud zijn beginnen de schachten van hun toekomstige vleugelpennen al zichtbaar te worden,
na twee weken ondernemen de jongen hun eerste vliegoefeningen en na ongeveer 35 dagen zijn de jongen klaar om uit te vliegen.
Hun vleugels veroorzaken dan nog niet het fluitende geluid wat zo kenmerkend is voor de volwassen dieren.
De kleine Karekiet
Dit vogeltje wordt slechts 13 cm, het is een behendige muggenvanger, het nest van deze vogel is klein en bevindt zich vaak hangend tussen 2 rietstengels.
Het nest bestaat voer het algemeen uit fijn en droog materiaal ( gedroogd gras, kleine buigzame takjes) en de randen worden bekleed met spinrag. De binnenzijde van het nest wordt bekleed met rietpluimen die het kleine vogeltje zelf afbreekt. De eieren zijn dicht bespikkeld en worden ongeveer een dag of 12 bebroed.
Ransuil
De Ransuil staat op de nationale lijst met bedreigde diersoorten (de rode lijst) en zeer kwetsbaar is, een soort om zuinig op te zijn.
Ransuilen zijn nachtactieve dieren. Zij beginnen pas te jagen wanneer de duisternis invalt en jagen dan op prooien zoals muizen, grote kevers zoals het Vliegend Hert, Nachtvlinders, maar ook op kleine vogels en als het voorhanden is ook hagedissen en slakken.
Uilen slikken hun prooi in een keer door direct in de maag waar het voedzame gedeelte chemisch gescheiden wordt van het onverteerbare, na ongeveer 15 uur komt de muis uit dezelfde keel en slokdarm weer naar buiten, dit noemen we een braakbal, die bestaat uit kleine botjes en haar. Ransuilen leggen gemiddeld ongeveer 3 tot 4 glanzende vuilwitte eieren. Na ongeveer 28 dagen komen de eieren uit en aanvankelijk hebben de kuikens een kleed van wit dons, maar na 26 dagen is dat vervangen door veren en kunnen ze vliegen.
Ransuilen kunnen wel 15 jaar oud worden, maar in het eerste levensjaar gaat ongeveer 52% dood, reden te meer om zuinig te zijn op deze soort en de gebieden waarvan zij afhankelijk zijn te beschermen tegen de expansiedrift van de mens.
Waterhoen
De waterhoen heeft een bruinzwarte bovenzijde, een blauwzwarte onderzijde met een witte flankstreep, een rode bles en een rode snavel met een gele punt. De Waterhoen is een standvogel, dit houdt in dat hij het hele jaar hier voorkomt. Hij voelt zich echt thuis in rietmoerassen en oevers met weelderige begroeiing, zijn voedsel bestaat uit waterinsecten, waterplanten, larven, zaden, wormen enz. Het nest bestaat uit een stapel droge waterplanten, tussen het riet gelegen. Het wijfje per broedsel 5 tot 11 eieren die van lichtgrijs tot geelbruin zijn en kleine bruine vlekken hebben. Beide ouders houden zich bezig met het uitbroeden van de eieren en met het voeren van hun kroost.
Zwarte Kraai.
Deze vogel is een bewoner van het bos, bedekte terreinen met struiken en begroeide graslanden. Hun poten zijn zeer krachtig en grof, meestal bouwen zij hun open nesten in bomen. Ze leggen twee tot acht eieren. De zwarte kraai is ongeveer 50 cm lang en zwart met een staalblauwe weerschijn. De grote troepen vallen in het voorjaar uitéén in paren die dan overgaan tot het bouwen van hun nest. Het wijfje zorgt voor het broeden en beide ouders voeren de jongen op.
Kraaien zijn echte alles eters van insecten tot eieren van andere vogels en alles wat voorhanden is.
De Zilvermeeuw
Dit is een vrij grote vogel van ongeveer 55 cm die broed op o.a afgelegen eilanden en zandduinen. Ook worden flatgebouwen niet gemeden als broedplaats van deze soort.
De jongen zijn bruin en wit gevlekt van boven en zijn grotendeels wit van onderen.
De volwassen exemplaren zijn overwegend wit terwijl de rug en vleugels zilvergrijs van kleur zijn. De vleugelpunten hebben een zwart met witte tekening en de vogels hebben een gele snavel met een rode stip bij het uiteinde, de poten zijn roze. Deze vogels treft men aan in weilanden op zoek naar voedsel maar ook schuwen zij de vuilnisbelten niet. Op zoek naar voedsel kunnen zij per dag zeer grote afstanden afleggen.
De Kolgans (Anser albifrons)
Deze soort komt in ons land in grote aantallen overwinteren, in grote groepen ziet u ze in het late najaar in v formatie overvliegen op zoek naar graslanden waar de vogels foerageren. Deze soort is grijsbruin aan de onderkant en bovenzijde. Onder de staart is hij wit. De borst en buik hebben brede zwarte dwars banden terwijl de kop en hals donkerbruin van kleur zijn met een witterand (kol) om de snavelbasis. De snavel is roze of oranjegeel. Deze vogels vinden hun broedgebied in toendra’s in het hoge noorden.
De Aalscholver (Phalacrocorax carbo)
Deze grote watervogel heeft een lange hals en brede vleugels. De volwassen exemplaren zijn zwart met een metaalglans en in de zomer witte vlekken op de wangen en soms dijen. De jonge dieren zijn donkerbruin van boven en lichter op de keel en onderdelen. Het zijn uitstekende zwemmers en echte viseters die vaak in een grote groep jagen. Ze broeden in kolonies o.a in het Naardermeer en de Oostvaardersplassen. De vogels beschikken niet over een vetlaag op de veren, vandaar dat men ze vaak aantreft met open gespreide vleugels, dit om hun veren te laten drogen. Ze hebben een zeer krachtige snavel waarmee ze grote vissen kunnen verwonden en in zijn geheel door kunnen slikken, ook de paling is één van hun prooidieren, die na enig tegenstribbelen in zijn geheel wordt verorberd.
De koolmees
Deze vogel komt voor in Europa, Azië en Noord – west Afrika. De vogel is met ongeveer 14 tot 15 cm groot één van de grootste soorten mezen. Hij is aan de bovenzijde olijfgroen, de wangen zijn wit, de kop en hals en een overlangse streep over de borst en buik zijn zwart. De rest van de onderzijde van dit vogeltje is helder geel. Zowel het mannetje alswel het wijfje zijn vrijwel gelijk in kleur en tekening. De vogel leeft in loof en gemengde bossen m iets minder in naaldbossen. Ook is hij te vinden in parken en tuinen. Het menu van de vogel is zeer veelzijdig, hij doet zich o.a tegoed aan insecten, larven, zaden, bessen, granen en knoppen. Ze leven veelal in groepjes tezamen met andere mezen. Het nest wordt gebouwd in een holte, in muren, bomen, nestkastjes enz. Het vrouwtje legt soms wel meer dan een dozijn eieren die licht van kleur zijn met roodachtige vlekjes. De broedperiode in ongeveer 14 dagen die het vrouwtje allen op zich neemt. Het verzorgen van de jongen doen de vogels samen.
De spreeuw
De spreeuw is zwart met een metaalglans en in de winter heeft hij lichte stippen. Hij heeft roodbruine poten, korte staart, brede puntige vleugels en een lange scherpe snavel, die in de winter donker en in de zomer geel is .Zijn voedsel bestaat uit insecten, larven, wormen, slakken , graan, bessen en afval. De spreeuw vindt zijn leefgebied in steden en op het platteland, zowel bij gebouwen als wel in parken en bossen. Zijn nest bouwt de spreeuw in holen en nestkasten. Het is een nogal slordig bouwwerk van hooi en stro, gevoerde met wol, mos en papier, bladeren en veren. Het wijfje legt 4 tot 7 blauwgroen eieren , die soms roodbruine stippen hebben.
De pimpelmees
Dit vogeltje behoort zoals de naam al aangeeft eveneens to de familie der mezen/ Hij is ongeveer 11,5 cm lang, heeft witte wangen en een witte vlek in de nek, de vleugels en staart zijn blauw en de kin, halsband en keel van het vogeltje zijn donkerblauw. Hij heeft een zwarte oogstreep en een blauwe kruin met een witte rand, de rug is groen en de onderzijde van het vogeltje is geel. De snavel is donker en de poten zijn blauwgrijs. Hij leeft net als de koolmees in bossen, parken en tuinen en is in de winterperiode ook veelal in het riet te vinden. Het voedsel bestaat uit larven, insecten, knoppen , bessen eieren enz. Het vrouwtje legt 1 of 2 maal per jaar 6 tot 17 witte eieren met roodbruine vlekjes. Het nest wordt gebouwd in boomholten, nestkasten, pijpen enz en bestaat uit mos, gras, plantenworteltjes en ander plantaardig materiaal. Het nest is gevoerd met veertjes en haar.
Heggemus
De heggemus is familie van de zangvogels, ze komen voor in Noord Afrika en Eurazië. Zie lijken veel op de huismus maar hebben een dunne spitse snavel en leven meestal solitair. Gewoonlijk zijn de vogels bruin met zwarte strepen op de rug en aan de borst donkergrijs, met blauwgrijze kop en rosse bruine pootjes. In de zomer voeden ze zich met bessen en insecten en in de winter eten de vogels ook zaden omdat de vogels over een krop en een goed ontwikkelde spiermaag beschikken. Alle het wijfje bouwt het nest en het legsel bestaat uit 4 a 5 blauwachtige groene eieren.
De halsbandparkiet
Deze vogels afkomstig uit de tropen zijn knalgroen en ongeveer 40 centimeter lang. De mannetjes hebben ook een zwarte kin en een keelvlek over de hals heen lopen die uitloopt in een oranjeroze halsband op het achterhoofd. Hieraan dankt de vogel zijn naam. In de winter slapen de vogels in grote groepen bijeen en kunnen zeer luidruchtig zijn. De vogels zijn holenbroeders. Zij bezitten een zeer scherpe en sterke snavel die geschikt is om zaden en noten te kraken. De vogels hebben één legsel per jaar wat bestaat uit 3 tot 5 eieren. De halsbandparkiet is in de winterperiode sterk aangewezen op mensen die de dieren bijvoeren met pinda’s, appels enz.
De Turkse tortelduif
Deze vogels zijn ongeveer 28 cm lang, hebben een licht roodbruine bovenzijde. De onderzijde en de kop zijn lichter van kleur. Ze hebben een lange staart en een zwarte halsband en rode ogen. De Turkse tortel leeft in dorpen, steden, tuinen , parken en bossen. Zij voeden zich voornamelijk met zaden, vruchten, en verder war insecten. Het vrouwtje legt minstens twee maal per jaar twee of drie witte eieren. Het nest, dat gemaakt wordt van takjes, is te vinden in bomen of struiken of op daken.
De scholekster
Een familie van de plevierachtige vogels. Er komen acht soorten voor variërend in de lengte van 40 tot 50 cm. De meeste soorten zijn zwart – wit gekleurd. De poten en snavel zijn oranje, en hebben slechts 3 tenen. De meeste maken hun nest langs de kust in duinen en of kiezelstranden. Andere trekken landinwaarts waar zij ook hun nesten maken op platte daken. Veelal legt het vrouwtje 3 eieren in een eenvoudig nest. Beide vogels broeden de eieren gedurende een periode van ongeveer 26 dagen uit. Ze eten o.a wormen en schelpdieren.
De kieviet
Ook deze vogel behoort tot de familie der plevieren. Hij is ongeveer 31 cm lang, de bovenzijde en de borst zijn zwart met een groen achtige of purperen weerschijn. De onderzijde is wit. Hij heeft een grote puntige kuif. In de zomer is de keel van de vogel zwart en in de winter is deze wit. Hij leeft voornamelijk op natte weilanden, bouwlanden , wadden en slikken. Het voedsel bestaat uit insecten, slakken, wormen en ook wat zaden. Het nest bouwt de kieviet op de grond, het een eenvoudig kuiltje met wat gras. Er worden 4 eieren ingelegd die een gladde schaal hebben en olijfgroen zijn met bruine vlekken en stippen.
De kokmeeuw
De meeuw is algemeen bekend. In de zomer is de kop bruin met een onderbroken witte oog ring. In de winter hebben de vogels een witte kop met zwarte vlekjes bij het oog en het oor. De bovenzijde en de vleugels zijn blauwgrijs. De rest is wit. De vogel heeft een rode snavel en rode poten. Hij leeft aan plassen en meren, langs rivieren, op natte weilanden. In de winter is de vogel ook veelvuldig in steden te vinden. Zijn voedsel bestaat uit insecten, kikkers, visjes, muizen, afval, en brood. Het nest gemaakt van planten wordt gebouw in vochtige weilanden, in rietzomen of op eilandjes. Meestal legt het vrouwtje drie eieren die sterk in kleur variëren, van zandkleurig tot olijf groen of bruin met vlekjes en strepen.
De ijsvogel
De ijsvogel is een vogel van de orde der scharrelvogels. Er zijn 86 soorten wereldwijd. Ze hebben meestal een grote, krachtige kop, een lange, puntige snavel, zwakke poten. De vogel beschikt over vrij korte ronde vleugels en een gedrongen lichaam. De in Nederland voorkomende soort jaagt op vis, die de vogel duikend in het water vangt. Ijsvogels leven solitair of in paren. Het overgrote deel van de dag zitten ze roerloos op een tak, uitkijkend naar een prooi. Het is een zeer kleurrijk vogeltje wat ongeveer 18 centimeter lang is. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door de kleur van de snavel die bij het vrouwtje aan de basis van de onder snavel dof rood is. ijsvogels leven altijd in de buurt van waterplassen of rivieren en hebben meestal één maal per jaar een nest. De broedtijd is ongeveer 20 dagen. Hun nest bevindt zich in een tunnel – die de vogel zelf uitgraaft - langs de waterzijde.
De huismus
Deze soort staat op de rode lijst en is sterk in aantal afgenomen. Deze kleine vogels worden ongeveer 14 centimeter lang en hebben een donkergrijze kruin, een kastanje bruine nek , een zwarte keel en lichte wangen. De bovenzijde is lichtbruin ,donker gestreept. De onderzijde is bruingrijs met daarbij een witte band over de vleugels. Hij komt voor op allerlei terreinen in steden en dorpen en zeer aan de mens gebonden. De huismus is een echte alleseter: zaden, insecten, larven, eieren, aval enz. staat op het menu van deze vogels. Het nest bouwt de mus in gaten en spleten van gebouwen, in schuren, bomen en nestkasten. Het is veelal slordig gebouwd en gevoerd met mos, veertjes e.d. Het vrouwtje legt 4 tot 5 wit tot lichtgroen -blauwe eieren met zwarte of roodbruine vlekken.
De kauw
Deze vogel behoort tot de familie der kraaiachtigen. Hij wordt ongeveer 33 centimeter lang en is zwart met een grijze nek en oor streep. De snavel en de poten zijn zwart. Het voedsel wordt veelal in weide gezocht en bestaat voornamelijk uit wormen , slakken , larven en insecten. Ook scharrelen deze vogels hun kostje bij elkaar in de stedelijke omgeving. Het zijn echte holen broeders, zij bouwen hun nesten in boomholten, torens, schoorstenen enz. Het nest bestaat uit takjes en twijgjes en is gevoerd met mos, wol en papier. De wijfjes leggen ongeveer 4 tot 6 groenachtig – blauwe eieren die olijfgroene en donkerbruine vlekjes hebben.
De wilde eend
Deze vogels kent een ieder wel. Het mannetje heeft een groen kop en hals, met daarbij een witte halsring. De borst is donkerbruin en de rug vaak bruingrijs terwijl de onderzijde van de vogel lichtgrijs is. De vleugelspiegel is blauw, afgezet met wit en zwart. De snavel is geelgroen. Het wijfje heeft een groenachtige snavel en is overigens bruin met donkere vlekken in allerlei variaties. Zij hebben net als het mannetje een blauwe vleugelspiegel. De eend broedt uitsluitend in de directe omgeving van zoet water. Het wijfje legt 7 tot 10 vuilgroene eieren in ee nest vlak bij het water. De broedduur bedraagt ongeveer 25 dagen. Het voedsel van de eenden bestaat uit allerlei soorten kleine visjes, slakken en wormen. Ook doen de eenden zich weleens tegoed aan amfibieën en lusten eveneens graag waterkroos.
De Nijlgans
Een eend achtige vogel van de familie en de stam bergeenden. Deze vogel heeft een grijs of bruingeel verenkleed met een smalle , donkere halsband en een donkere oog vlek. De vleugelpennen zijn wit. Er zit een bruine vlek op de borst van de vogel. De beide geslachten zijn gelijk. De Nijlgans broedt in bomen en dichtbegroeide vegetatie en het nest wordt gemaakt van takken en twijgen en wordt gevoerd met donsveren. Het wijfje legt ongeveer 5 tot 9 eieren per legsel. Het betreft één legsel per jaar. De Nijlgans voedt zich voornamelijk met grassen.
De kiekendief
Men kent de blauwe, de grauwe, en de bruine kiekendief.
De bruine kiekendief heeft een spanwijdte van ongeveer 110 tot 140 cm. Hij is slanker dan de buizerd. Het mannetje heeft blauwgrijze vleugelvlekken en een zilvergrijze staart. Hij leeft in uitgestrekte rietvelden en bouwt zijn nest verborgen in het riet. Het wijfje legt 4 tot 5 witte eieren. Zijn voedsel bestaat uit kleine gewervelde dieren en grote insecten dit geldt ook voor de blauwe en grauwe kiekendief. Ook de manier van jagen is hetzelfde.
De blauwe kiekendief, het mannetje is lichtgrijs met zwarte vleugelpoten. Het wijfje is donkerbruin. De poten en ogen zijn geel. Deze vogel vindt zijn habitat op de heide, veen en bosgebieden.
De grauwe Kiekendief is veel kleiner en slanker dan de blauwe kiekendief. Het mannetje heeft een zwarte vleugelstreep en het vrouwtje heeft een minder witte stuit.
De steenuil
Deze kleine uil is ongeveer 23 cm lang. De steenuil is bruingrijs met witte vlekken en strepen. De onderzijde van de vogel is lichtgrijsbruin van kleur. Hij heeft een korte staart, afgeronde vleugels en gele ogen. De steenuil nestelt in boomholten, in muurholten of een hol in de grond. Ook broed de steenuil in nestkasten. Hij gebruikt geen nest materiaal. Het wijfje legt gewoonlijk 2 tot 6 ronde witte eieren. Het voedsel van deze uil bestaat uit insecten, muizen., ratten en andere kleine zoogdieren zoals kikker, hagedissen en kleine vogels. De steenuil is ook overdag actief. Hij vindt zijn leefgebied op het platteland maar ook in perken en tuinen.
De kerkuil
Deze vogel heeft een dikke kop en is aan de bovenzijde goudbruin gevlekt. De onderzijde is licht gespikkeld. Hij heeft een paar lange poten en donkere ogen. Hij leeft graag in oude gebouwen , ruïnes, torens en schuren. Zijn voedsel bestaat uit muizen, vooral spitsmuizen, ratten, vleermuizen maar ook soms kleine vogels. Hij jaagt s‘avonds en s’nachts. Hij leeft solidair. Het wijfje legt 4 tot 6 eieren die wit van kleur zijn zonder vlekken of glans.
De purperreiger
De reigersoort heeft een blauwgrijze bovenzijde, heeft enkele afhangende roodbruine sierveren. De zijkant van de borst is roodbruin en de borst en de buik zijn donkerbruin, de vleugels zijn blauwgrijs. De lange roodbruine hals is zwart gestreept en heeft zwarte, witte en roodbruine verlengde hals veren. De poten zijn geelbruin, de kruin en de kuif van de vogel zijn zwart. De purperreiger leeft verborgen in riet of struiken. Het voedsel bestaat uit kikker, insecten, slakken en muizen. Het nest gemaakt van rietstengels op een onderlaag van oud riet, bouwt hij in riet of struiken. Ook de purperreiger is een kolonie vogel. Het wijfje legt ongeveer 3 tot 5 ruwe, niet glanzende eieren, die lichtblauw-groen gekleurd zijn.
De zilverreiger
Men kent de kleine en de grote zilverreiger.
De vogel is geheel wit , heeft een slanke hals, zwarte poten en snavel en gele tenen. Deze vogel treft men aan foeragerend in veenweide gebieden en komt ook voor in moerasgebieden en broekbossen zoals het Naardermeer. Het is een koloniebroeder. Hun nesten worden gebouwd van takken in bomen vlak bij het water. Het voedsel bestaat uit kikkers, vissen, insecten en weekdieren.
De buizerd
Deze vogel is ongeveer 55 cm lang. Opmerkelijk is dat het wijfje groter en zwaarder is dan het mannetje. Bovenaan is de buizerd donkerbruin en de onderzijde is licht gevlekt. Hij heeft gele poten. De vogel vindt zijn habitat in naald en gemengde bossen maar jaagt eveneens in weilanden. Het voedsel van deze vogel bestaat uit veldmuizen, kikkers, mollen, slangen, insecten en larven. Buizerds eten ook jonge vogels, konijnen en hazen. Het nest van de buizerd wordt ook wel een horst genoemd en is het gehele jaarrond beschermd. Het is een groot bouwsel van takken .twijgen, bladeren en aarde. Het wijfje legt 2 a 3 eieren die vuil wit van kleur zijn met rood bruine vlekken.
De sperwer
Deze soort behoord tot de familie van de arenden, het mannetje heeft een blauw grijze bovenzijde, een roodbruin gestreepte onderzijde, korte afgeronde vleugels, rossige wangen en een witte vlek in de nek. Hij heeft een lange staart en lange gele poten. Het wijfje is groter en haar bovenzijde is grijsbruin en haar onderzijde donkerbruin gestreept. Ze heeft een witte streep boven en achter het oog. De sperwer is ongeveer 28 tot 38 cm lang. Zijn kleine nest is gemaakt van takken, bekleed met takjes en bevind zich onder andere in naaldbomen. Zijn prooi bestaat uit vogels en kleine zoogdieren. Het wijfje legt tussen de 4 en 6 eieren die groenachtig wit van kleur zijn met paarachtige en bruine vlekjes.
De torenvalk
Deze vogel behoort tot de valkachtigen, de bovenzijde van de vogel is kastanjebruin, gevlekt. De onderzijde is lichter en gestreept en de poten en de oorring zijn geel van kleur. Hij heeft een donkere haaksnavel. De kop en de staart van het mannetje zijn blauwgrijs en het einde van de staart heeft een zwarte en witte band. De staart van het wijfje is gebandeerd. De torenvalk is ongeveer 35 cm lang. De vogel leeft in bossen parken en steden. Vaak ziet men deze vogel stilhangen in de lucht (het zogenaamde bidden) waarbij de vogel naar prooidieren loert. Zijn voedsel bestaat uit muizen, vogels en grote insecten. Het wijfje legt 4 tot 8 witte, rode of geel grijze eieren in hoge nesten van andere vogels.
*********************************************************************************************************
Algemene wetenswaardigheden over div. vogels:
De rode ogen die veel watervogels hebben dienen om onder water goed te kunnen zien, het rode netvlies weerkaatst het schaarste licht in het schemerige water extra goed.
Copyright © Stichting Flora en Fauna Bescherming Weesp